Omvang en financiering van het basispakket

Een verkennende internationale vergelijking

De stijgende kosten van de zorg vormen een cruciale budgettaire uitdaging voor veel Westerse landen. Behalve meer doelmatigheid, zijn de omvang van het basispakket en de hoogte van eigen betalingen mogelijke sturingsinstrumenten voor de beteugeling van de zorguitgaven. In ons onderzoek verkennen we op basis van een internationale vergelijking of er ‘uitruileffecten’ bestaan tussen (de omvang van) het pakket en de wijze waarop dit wordt gefinancierd. Twee vragen staan centraal: a) Hoe verhoudt zich de omvang en de financiering, inclusief de eigen betalingen, van het basispakket in Nederland in vergelijking met andere Europese landen?; b) Bestaat er een wisselwerking (uitruil) in de vergeleken landen tussen de ‘omvang’ van het pakket en de financiering van het pakket, waaronder de hoogte van de eigen betalingen?

De aanname voor ons onderzoek naar de wisselwerking tussen de omvang van het basispakket en de hoogte van de eigen betalingen was als volgt: voor een houdbare financiering van een breed pakket zijn hoge eigen bijdragen noodzakelijk, terwijl (gewenste) lage eigen bijdragen nopen tot een smal basispakket. In dit onderzoek testen wij deze aanname. Hiervoor hebben wij zowel de financiering als de omvang van het basispakket van zorg voor acht verschillende landen (waaronder Nederland) systematisch in kaart gebracht. Uit onze analysen blijkt dat er niet gesproken mag worden van een algemene uitruil tussen pakket en eigen betalingen; hiervoor is het pakket tussen landen te vergelijkbaar en lopen de eigen betalingen teveel uiteen. Deze wisselwerking bestaat wel voor specifieke onderdelen, zoals tandartsenzorg en fysiotherapie.

Nederland komt in onze vergelijking naar voren als een land met relatief laag aandeel eigen betalingen, net als Duitsland, Engeland, Frankrijk en Schotland. Zwitserland, België en Zweden daarentegen kennen een relatief hoog aandeel eigen betalingen. Eigen betalingen zijn in Nederland vooral gebaseerd op het eigen risico. Nagenoeg alle burgers in de onderzochte landen hebben toegang tot alle noodzakelijk geachte (basis)zorg; de breedte van het verzekerde pakket is daarmee nagenoeg maximaal. Alle acht onderzochte landen beschikken over een uitgebreid pakket op de terreinen van de preventie, de eerstelijnszorg, de medisch specialistische zorg, de farmacie, hulpmiddelen en de verloskunde. We hebben wel enkele verschillen gevonden in de ‘randen’ van de dekking in het pakket voor volwassenen, zoals de tandartszorg, de fysiotherapie en sommige geneesmiddelen. Tenslotte komen Nederland en Engeland in het onderzoek naar voren als landen waar activiteiten om 'gepaste zorg' te stimuleren (waaronder pakketbeheer) relatief ver zijn ontwikkeld. De rapportage wordt in september door de Tweede Kamer besproken.

De link naar de volledige rapportage: 'Omvang en financiering van het basispakket; een verkennende internationale vergelijking'