De geschiedenis van mondhygiëne en preventie

Medisch-historische feitjes

Als over de geschiedenis van de tandheelkunde wordt verhaald, dan gaat het al snel over het trekken van tanden en kiezen op sadistische, amateuristische of anekdotische wijze.

Toch werd mondhygiëne al in de Steentijd als noodzakelijk beschouwd. Nieuw onderzoek naar tandplak bij Spaanse Neanderthalers leverde sporen op van coniferenhout, gebruikt als tandenstokers. 9000 jaar geleden werd berkenteer gebruikt als kauwgom als middel om tandplak te voorkomen. Ook werden tandenstokers van hout- en beensplinters gemaakt om pitjes, vliesjes en andere etensresten tussen tanden en kiezen uit te peuteren. Een vroege vorm van een tandenborstel was de kauwstok: er werd net zo lang op het einde van een stok, meestal hazelaarhout, gekauwd totdat ze een kwastje vormden waarmee gewreven en geflost kon worden.

Een dergelijk stokje kon gebruikt worden in combinatie met een tandpoeder ter bevordering van de mondhygiëne. In de Egyptische Eberpapyrus werden verschillende recepten gegeven. Een gematigd recept was een mengsel van as, mirte, gebroken eierschalen en gemalen puimsteen om de tanden mee te schuren. Als een vrouw slecht uit de mond rook, dan moest er radicaler worden ingegrepen: een hazenkop en drie ratten moesten gescheiden worden verbrand, de ingewanden van twee ratten met een vijzel fijngestampt en daarna kon alles worden gemengd. Met dit preparaat werden de tanden ingewreven, waarna men ongewassen wol in honing doopte en de tanden daarmee schoonwreef. Vervolgens moest de vrouw heur mond spoelen met water.

Mondwater was in Egypte ook in gebruik. Anijs en venkelzaad werden gestampt tot poeder. Hieraan werd een scrupel mirre en een achtste liter witte wijn toegevoegd. Met dit toebereide de tanden wassen, het lang in de mond houden en de mond spoelen wanneer men nughter is en na de maaltijd. Het middel maakte de tanden schoon en gaf een aangename mondgeur.

Dit mondwater was als Iaeisch preaparaat ook bij de Grieken en Romeinen populair. Spoelen met schoon water, munt-, salie- of kamilleoplossingen was eveneens gebruikelijk. De Romeinse dichter Ovidius (43 v. Chr-17 na Chr.) stelde dat van een vrij man niets zo onwelvoeglijk was als de onzindelijkheid van de mond, hetwelk door des menschen recht opgaande houding het eerst de blikken treft en een groot aantal handelingen verricht. Hij raadde ook tandpoeder aan, maar het recept hiervan is helaas onbekend.

Bijna duizend jaar later adviseerde de Perzische arts, alchemist en filosoof Abū Bakr Muhammad ibn Zakariyyā al-Rāzī (854-925), ook bekend als Rhazes, om gebitsreiniging niet te overdrijven omdat dan het glazuur zou beschadigen, ettering zou ontstaan, de tanden bewegelijk werden en het tandvlees dun werd en verzwakte. Daar dacht een onbekende docent aan de universiteit van Salerno in de dertiende eeuw anders over:
Een arts, welgekleed, met goede manieren en vol vuur voor zijn roeping, Maakt indruk als hij met zachte stem, welriekende adem en heldere witte tanden, Op visite gaat en zijn kennis ten toon spreidt, Dan zal hij op schitterende wijze zijn verdienste verhogen.
Het advies was om de tanden gezond te houden door ze in te wrijven met perensap, hetgeen ook de adem fris hield. De Vlaamse dichter Jacob van Maerlant (±1230-1288) raadde aan om te spoelen met warme ezelmelk om de tanden vaste te doen staen.

Lucas van Leyden: De rondreizende tandentrekker, 1523
Lucas van Leyden: De rondreizende tandentrekker, 1523

In 1502 liet de arts J. Carethanus zijn boekje Corte instructie ende onderwijsinghe van den Aderlaten ende die beduydinghe des bloets. Met noch een Tractaet van den tanden te trecken ende die onderhoudinghe van dien, het eerste of een van de eerste Nederlandse boekjes over tandheelkunde. Carethanus was tegenstander om tanden en kiezen te laten trekken door de eerste de beste barbier-kiezentrekker, maar gaf ook de voorkeur aan preventie: Item na den eeten wasch uw Mond met Wijn, Bier en wascht al het gene en dat in den tanden hangt af, op dat het er niet verwijlen ende stinkent worden.

De geleerde Anthonie van Leeuwenhoek (1632-1744) schreef in september 1683 over zijn persoonlijke mondhygiëne: des morgens mijn tanden te wrijven met zout en dan mijn mont te spoelen met water en wanneer ik gegeten heb, veeltijts mijn kiezen met een tantstoker te reinigen, alsmede deselvige met een doek stark te wrijven, waardoor mijn tanden en kiezen soo suiver en wit blijven als weinig menschen van mijn Jaren [51] gebeurt. Desondanks klaagde Van Leeuwenhoek dat er tussen zijn tanden en kiezen wel dikke witte materie als beslagen meel groeide. Onder een microscoop zag hij dat er seer veele kleine dierkens in bewogen.

De grote doorbraken in de mondhygiëne waren in de achttiende en negentiende eeuw. Franse tandartsen propageerden het gebruik van tandenborstels en tandpoeder, gestimuleerd door keizer Napoleon die een obsessie voor schone tanden en goede adem had. De Engelsman William Aldis (1734-1808) begon in 1780 voor het eerst met de massaproductie van tandenborstels. Zijn borstel bestond uit een steel met in gaatjes vastgelijmde varkensharen.
De eerste gebit reinigende tandpasta werd in 1824 door de Amerikaanse drogist John Peabody gemaakt van zeep en glycerine, die met een Aldisborstel kon worden gebruikt.

In 1850 werd krijt aan dit recept toegevoegd. De Amerikaanse tandarts Washington Sheffield (1827-1897) wist tandpasta als Dr. Sheffields Crême in 1892 in tubes te krijgen. De fabrikant Colgate, die tandpasta in potten verkocht, imiteerde in 1896 Sheffields recept en tubesysteem. Vanaf dat moment begon in Europa en Amerika de opmars van betaalbare tandpasta en kon mondhygiëne zonder ingewikkeldheden effectief worden toegepast. In Nederland werd het merk Prodent overbekend, vanaf 1935 geproduceerd door het Amersfoortse chemische bedrijf Erdal.

Reclame voor Dr. Sheffields Crême
Reclame voor Dr. Sheffields Crême
  

Toch zou het tot na de Tweede Wereldoorlog duren voordat dit voor de tandheelkundige zorg duidelijk werd. Voor 1940 was de verstrekking van tandheelkundige zorg voor de ziekenfondsverzekering pas mogelijk na volledige gebitssanering bij volwassenen en kinderen. Gebitsverzorging en mondhygiëne waren voor het grootste deel van de Nederlandse ziekenfondsverzekering vanzelfsprekend en gratis, totdat volledige tandheelkundige verzorging in 1992 als bezuiniging uit het ziekenfondspakket werd gehaald.

Literatuur: