Internationale zorgmythes ontkracht: OESO Health at a Glance
Internationale zorgmythes ontkracht: OESO Health at a Glance
Engeland kent lange wachtlijsten, Nederland geeft veel uit, in Frankrijk lig je lang in het ziekenhuis en slikt men antibiotica als dropjes. Zomaar een paar beelden die vaak naar voren komen in de discussie welk land de beste gezondheidszorg heeft, en daaraan gekoppeld welk zorgstelsel het best is. Ik heb er nog een paar: in Duitsland wordt snel gesneden, in Scandinavië twijfelt men zelfs bij open botbreuken of hier een doktersbezoek voor nodig is, in België is de kwaliteit van zorg per definitie beter, de VS geeft heel veel uit maar van de aanwezige innovatie profiteert de hele wereld, in Zuid-Europa doet iedereen aan mantelzorg, zijn er superveel dokters en apotheken en beschermt het dieet tegen hart- en vaatziekten (HVZ), en in Oost-Europa wil je liever niet in het ziekenhuis terecht komen, hoewel mensen daar wel vaak belanden als ze te diep in het glas hebben gekeken.
Als je al dit alles op een rij zet kom je eigenlijk vooral tot de conclusie dat de gezondheidszorg nergens echt goed is, laat staan het vigerende zorgstelsel: elk land kent wel zijn mankementen!
Het internationaal vergelijken van indicatoren van gezondheid en zorg kan helderheid verschaffen in de daadwerkelijke prestatie van landen ten opzichte van elkaar. Een instituut dat niets anders doet is de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), waar ik in de laatste helft van 2015 werkzaam was. Op 22 november jongstleden bracht de OESO haar jaarlijkse vlaggenschip rapport Health at a Glance uit. Hierin komen alle statistieken omtrent zorg en gezondheid netjes geordend aan bod. Elk oneven jaar komen alle OESO landen aan bod, elk even jaar kijkt men enkel naar Europa. Hoog tijd om aan de hand van Health at a Glance 2015 en 2016 de internationale zorgmythes eens onder de loep te nemen.
Gezondheidsuitkomsten – Leefstijl
Ik begin met gezondheidsuitkomsten. In Japan gevolgd door Zuid-Europa wordt men inderdaad het oudst, maar Noord-Europa zit Spanje, Italië en Frankrijk op de hielen terwijl Oost-Europa er achteraan sjokt. Gezondheidsverschillen tussen hoog- en laagopgeleid zijn relatief klein in Zuid-Europa en Scandinavië maar mag je gerust enorm noemen in Oost-Europa. HVZ veroorzaken relatief weinig sterfte in Spanje en Frankrijk maar ook Nederland doet het zeker niet slecht. In Nederland sterft men daarentegen vaker aan kanker en bijvoorbeeld luchtwegaandoeningen.
Leefstijl dan. Amerikanen en Mexicanen zijn spekkoper, Japanners en Koreanen eten liever groente, terwijl de Nederlanders en hun kinderen vergeleken met hun buren niet zo heel veel dikker zijn geworden de laatste jaren. De Nederlander houdt wel van een drankje op z’n tijd, maar in een heleboel andere landen komt die tijd veel vaker voor. Dit geldt inderdaad voor Oost-Europa maar ook voor landen als België en Oostenrijk, terwijl in Denemarken en het VK kinderen van 15 het vaakst dronken zijn geweest. Gerookt wordt er in de hele OESO steeds minder, maar in Oost- en Zuid-Europa gaat dat proces iets trager en roken hoog- en laagopgeleiden nog ongeveer even vaak. Nederland springt er qua leefstijl vooral uit als het om drugs gaat, met onder meer het hoogste amfetamine en ecstasy gebruik.
Zorgverleners - zorggebruik
Over naar zorgverleners. Griekenland lijkt een overschot aan gespecialiseerde artsen te hebben, in Spanje staat op iedere hoek van de straat een apotheek en als je als arts veel wilt verdienen moet je in Duitsland of Luxemburg zijn. In Scandinavië zijn veel verpleegsters die mantelzorgers werk uit handen nemen, en in Zuid-Europa is dit precies andersom.
Als ik zorggebruik onder de loep neem lijkt het calvinisme inderdaad springlevend in Scandinavië, maar uitgestorven in Duitsland terwijl de Nederlander niet veel maar ook niet weinig naar de dokter gaat en niet echt veel medicijnen gebruikt. De meeste kans op een MRI-/CT scan heb je in de VS, Frankrijk, België en Griekenland en de Franse, Japanse en Koreaanse ziekenhuisbedden lijken lekker te liggen. In Duitsland wordt inderdaad relatief vaak ingegrepen met onder andere het hoogste aantal bypass- en dotterbehandelingen.
Toegang tot en kwaliteit van zorg
Qua toegang springt Nederland er goed uit, met relatief weinig opgegeven zorgmijding en hele korte wachtlijsten. De ‘out-of-pocket’ uitgaven in Nederland zijn boven het EU-gemiddelde nu de OESO het eigen risico meeneemt onder deze noemer; voorheen werd het eigen risico niet als eigen betaling meegenomen met onderschatting tot gevolg. Eigen betalingen zijn verder laag in Frankrijk en het VK maar niet perse in Scandinavië, met vooral de Zweden die aardig wat eigen bijdragen doen. Het VK en Denemarken doen het verder goed qua wachtlijsten, wat indruist tegen het beeld dat publiek gefinancierde stelsels per definitie grote wachtlijsten kennen.
Kwaliteit van zorg dan. De eerste lijn lijkt in Nederland aardig op orde, met onder meer een zeer lage antibioticum uitgifte, en een lage ziekenhuisopname voor diabetes. Antibiotica wordt daarentegen geslikt als zoete koek in België en Frankrijk. De HVZ zorg is verder flink verbetert in Nederland, en ook de vermijdbare sterfte is laag. België dan, is het zorggras daar echt groener? Objectieve indicatoren tonen geen uitmuntend kwaliteitsniveau aan. Maar de Belgen vinden hun gezondheidszorg wel uitmuntend. Zo geven zij het vaakst aan dat de dokter genoeg tijd neemt en hen mee laat beslissen over de behandeling.
Hoeveel geven we uit?
Hét heet hangijzer voor de Nederlandse zorg dan: hoeveel geven we uit? Best veel, want we staan tweede na de VS, gemeten als percentage van het BBP, zo blijkt uit Health at a Glance 2015. Dit weetje zal u niet verbazen, het wordt immers bij vrijwel elke discussie rond betaalbaarheid genoemd. Echter laat Health at a Glance Europe 2016 een ander beeld zien: 4e, na Duitsland, Zweden en Frankrijk. Buiten Europa geven ook de VS en Japan meer uit. De reden? Een verandering in de methodologie waarmee uitgaven in de langdurige zorg worden gemeten. De verschillen tussen enkele hoog inkomenslanden (met uitzondering van de VS) zijn dermate klein dat een kleine methodologische wijziging zo een ander beeld kan opleveren.
Waar geven we ons zorggeld dan aan uit? Best veel aan de langdurige zorg, best weinig aan geneesmiddelen en niet perse heel veel aan curatieve zorg. Ook geen opvallende conclusie, hoewel het vergelijken van uitgaven in de langdurige zorg een moeilijke onderneming blijft omdat onderscheid maken tussen somatische zorg en sociale ondersteuning niet makkelijk is. Desondanks vallen de Nederlandse uitgaven hier op, net als de totale uitgaven van zorgslokop de VS. Hierover zijn al bibliotheken vol geschreven, waarbij vaak als enige voordeel ‘booming innovation’ wordt genoemd waarvan de hele wereld mee profiteert. Als we echter kijken naar de R&D uitgaven in de farmaceutische industrie als percentage van het BBP, dan investeren Zwitserland, België, Slovenië en Denemarken beduidend meer.
De relatie tussen gezondheid en arbeidsproductiviteit
Als laatste een uitstapje buiten het domein van volksgezondheid en zorg. De OESO blinkt ook uit in andere data, zoals die over productiviteit. In Health at a Glance Europe 2016 heeft men daarom eens de stoute schoenen aangetrokken, en met veel gezond verstand becijferd hoeveel productiever de EU zou zijn als niemand van 25-64 jaar oud meer zou sterven aan HVZ, kanker, luchtwegaandoeningen en diabetes. In 2013 zijn er 555.000 mensen in de EU in die leeftijdsgroep aan die ziekten overleden, wat een verlies van 3,4 miljoen productieve levensjaren inhoudt. Uitgedrukt in geld hebben die 3,4 miljoen verloren productieve levensjaren de EU in 2013 €115 miljard (0,8% van het BBP) gekost. De mythe dat preventie geen arbeidsproductiviteit oplevert is daarmee definitief ontmanteld.
Concluderend
Als je een hele korte Nederlandse breinaald door dit alles steekt kun je stellen dat we net zo veel uitgeven als andere hoog inkomenslanden, goede toegang hebben, goede tot redelijke kwaliteit van zorg, en aardige ontwikkelingen rond gezondheid an sich. Een internationale breinaald komt overeen met de conclusie aan het begin van deze column: op elk land is wel wat aan te merken, ‘de beste gezondheidszorg’ en ‘het beste zorgstelsel’ bestaat niet!
Ik heb slechts het tipje van de informatie ijsberg beschreven in deze column. Wil je meer weten of je eigen internationale aannames toetsen, surf dan naar Health at a Glance 2015 & 2016.
Door Luc Hagenaars, strategisch beleidsadviseur ministerie bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en
buitenpromovendus bij Celsus, academie voor betaalbare zorg.